bloedvaten niet doet oploopen. Men ziet echter de venae duidelijk blauw doorschemeren en na eenige oefening schuift men zonder veel moeite de naald in het lumen van zoo 'n gecollabeerde vena. Bij voorkeur werd de vena mediana gepuncteerd, omdat deze niet zoo los ligt als de andere en dus niet gemakkelijk voor de naald uitwijkt. Het spreekt van zelf, dat de huid, waar de naald werd ingestoken om de vena te bereiken, vooraf met tinctura jodii werd bestreken.

Het verdere instrumentarium bestond uit: een glazen irrigator (inhoud één Liter) met eene glazen schijf als deksel, één Meter caoutchouc slang, een glazen aanzetstuk en een sluitstuk voor de naald. Alles werd vóór het gebruik flink uitgekookt.

De injectie van eene hypertonische zoutoplossing bij choleralijders is geene vinding van Rogers. Reeds in 1882 werd door den officier van gezondheid Johan Godefroy te Semarang bij 8 choleralijders de intraveneuse inspuiting van eene 5°/0 keukenzout-oplossing verricht. De resultaten, daarmede bereikt, gaven hem aanleiding om onder leiding van Prof: B. J. Stokvis te Amsterdam alles nader uit te werken en vast te leggen in een academisch proefschrift, waarmede hij in 1887 den graad van Doctor in de Geneeskunde haalde. De resultaten van zijne proefnemingen vatte hij samen in dertien punten, waarvan de volgende voor ons de belangrijkste zijn:

(6.) Het CINa-gehalte van het bloed oefent een duideiijken invloed uit op de vocht-absorptie door een ziek dundarmslijmvlies. Door intraveneuse injectie van 1 gram CINa pro Kilo dier in 20 %'s concentratie wordt dan de vocht-absorptie tot boven het normale bedrag verhoogd,

(7.) Chloornatrium, direct in het bloed gebracht, prikkelt de nieren tot verhoogde secretie in verhouding tot de ingebrachte hoeveelheid.