Twee maanden later weer een aanval, en in aansluiting daaraan voortdurend meer of minder koorts. Patiënt moest dus in die koortsperiode geopereerd worden, daar langer wachten noodlottig kon worden.
Bij de operatie werd een verkleefde, ontstoken appendix gevonden, maar daarnaast als complicatie een groot carcinoom van het coecum, dat dus ook geëxtirpeerd werd. Vergroote lynipliklieren waren niet te vinden, zoodat de prognose vrij gunstig is. Het ileum werd in het resteerende deel van het coecum geïmplanteerd met Murphy-knoop.
Twintig dagen na de operatie kwam de knoop te voorschijn, maar tegelijkertijd ontstond een coecumfistel, die nu teruggaande is; geneest deze niet, dan zal implantatie van het ileum in het colon transversum noodig zijn.
Spreker meent dat de appendicitis en het coecum-carcinoom niet in oorzakelijk verband niet elkaar staan," maar dat men hier te doen heeft met een toevallige combinatie, daar het carcinoom op eenige cM. afstand gelegen is van de opening van de appendix.
Bij de discussie vraagt de heer Wilkens, hoever de darm gereseceerd wordt bij malignen tumor. De heer Schoorel antwoordt, dat men zorgt, op 2—3 vingerbreedten afstand van het gezwel in gezond weefsel te opereeren.
De heer Flu vraagt, of de tumor microscopisch onderzocht is; het antwoord hierop luidt ontkennend.
Gewone vergadering van 19 December 1912.
De Heer Sitsen, demonstreert:
1°. Een groot aneurysma van de aorta. Pat., een man van + 35 jaar, was onder het eten plotseling ineengezakt. De geheele aorta ascendens is cylindervorinig verwijd: op deze verwijding bevindt zich vlak bij de plaats van oorsprong van de groote vaten een tweede, zakvormige verwijding, 5 cM. lang, gedeeltelijk met thrombotisclie massa's opgevuld. Dit tweede aneurysma is gebarsten: