aangesneden tumor bij dezen patiënt, wiens mondhygiene natuurlijk alles te wenschen overlaat, gaat ulcereeren, en daarmede zou men patiënt dus geen dienst bewijzen.
Aan dit geval knoopt demonstrator de volgende beschouwingen vast: Het tongcarcinoom, bijna steeds een epithelioom in engeren zin, is zeer kwaadaardig, en geeft na opeiatie vlug recidieven. Ook schijnbaar goedaardige tonggezwellen kunnen volgens sommigen, b. v. Butlin, overgaan in maligne, zoodat het geraden zou zijn, bij patienten, wier leeftijd voor carcinoom praedisponeert, ook deze schijnbaar benigne gezwellen te behandelen als maligne. Deze gezwellen zouden dan verkeeren in het zoogenaamde stadium pré-cancéreux, en in dit stadium is bij totaalextirpatie de prognose veel gunstiger dan wanneer de tumor verwijderd wordt, wanneer het microscopische beeld duidelijk op carcinoom wijst.
Bij de discussie vraagt de heer Sitsen, of het een inoperabel geval is, en of't wel zeker is, dat we hier te doen hebben met een carcinoom, en niet met een endothelioom; dit laatste zou behandeld kunnen worden met Röntgenstralen en arsenicum.
De heer van Hunsel herinnert aan de behandelingswijze van van Stockum, die bij dergelijke patienten een milt steriel onder de huid naait, en dan de tong met Röntgenstralen behandelt, waarmede bevredigende resultaten verkregen zouden zijn.
De heer Kiewiet de Jonge deelt mede, een paar gevallen te kennen, waarin de patienten na operatie nu reeds 10 jaren vrij van recidief bleven.
De heer Wilkens antwoordt dezen sprekers, dat hij wegens den aard van het gezwel bij zijn diagnose carcinoom blijft, maar met een radioloog over de mogelijkheid van Röntgenbehandeling spreken zal. Proefexcisie ten behoeve der diagnose wil spreker liever niet doen, daar men den patiënt, die nu ongeveer geen bezwaren van zijn lijden heeft, daarmede slechts schade zou doen.