Behalve bij de ziektegroepen van B u s s e-B u s c h k e en van Gilchrist zijn er echter ook nog gevallen beschreven, waar blastomyceten weiden aangetoond in een afwijking, waar zij stellig niet tot de aetiologie hadden bijgedragen, doch alleen maar een saprophytische of comensalistische beteekenis hadden. Er komen op de huid en ook in de natuur spruitzwammen voor, die onder normale omstandigheden geen pathogene beteekenis hebben en zelfs in groote hoeveelheden in het organisme kunnen worden gebracht, zonder pathologische veranderingen te veroorzaken. Als echter de weerstand van hét organisme door de eene of andere oorzaak;

b.v. door een constitutioneele ziekte zooals diabetes of-

ft

jicht wordt verminderd of als er reeds een pathologische afwijking bestaat, waardoor het tot de vorming van een locus minoris resistentiae komt, dan kunnen de anders niet pathogene mikroben virulent worden voor het verzwakte organisme of weefsel.

Volgens Pekelharing '), Marsinowski, Bogrow2) en an deren komen er reeds onder normale omstandigheden blastomyceten in de follikelklieren voor, en het is zeer belangrijk te vernemen dat bij alle typische huidblastomykosen een zeer nauw verband tusschen de follikelklieren en de blastomykotische veranderingen te constateeren is. PekelhaVing kon reeds in 1886 aantoonen, dat er bij seborrhoea capillitii als vermoedelijke verwekkers organismen voorkomen, die in de uitvoergangen der smeerklieren werden gevonden en door Oudemans geklassficeerd werden als saccharomycesvar. s. capillitii. Het schijnt nu alsof de blastomyceten, die normaal in de follikelklieren kunnen voorkomen, onder gunstige conditie's geraakt, de epitheelbarrière kunnen door-

') Pekelharing en Oudemans, geciteerd naar van hoorn, Monatsh. ƒ'. prakt. Dermatologie Bd. XX, 1895, 5,545.

a) D. E j. Marsinowski und S. L. Bogrow. Die Blastomyceten und ihre Bezielnmgen zn Hanikrankheiten. Arch. f. Dermat. und Syphilis. Bd. 86, 1907 p. 215—237.