ze gaan door druk atropliisch te gronde, de celkern komt in pyknose. Het pigment is in de epitheelbekleeding van ietwat oudere knobbels geheel verdwenen.

Waar nu de studie van iiet mikroskopisch preparaat ons er va.11- overtuigde, dat de streptothrix een zeer sterke pathogene werking uitoefent en waar men den indruk krijgt van haar aetiologische rol, daar liet het histologisch onderzoek in ons geval niet toe, een uitspraak te doen over de rol, door de blastomyceten gespeeld. Veelal lagen deze in weefseldeelen, die er niet anders uitzagen dan weefseldeelen, waar er geen blastomyceten voorkwamen.

Het zou natuurlijk verkeerd zijn hieruit te besluiten, dat de blastomyceten in het geheel geen aandeel in de pathogenese der afwijking bezitten en slechts als gewone saprophyten in het weefsel leven.

Het is bekend, dat saprophytisch levende blastomyceten herhaaldelijk zijn geconstateerd in afwijkingen van zeer uiteenloopenden aard, zoo o.a. in allerhande tumoren.

Aan den anderen kant zijn er blastomycosen bekend, waarbij het histologisch onderzoek aantoont, dat de cellige reactie van het weefsel op de beslist pathogene organismen een niet zeer groote is. Vooral van de Ainerikaansche blastomycose, die niet door echte blastomyceten, maar door oidiomyceten zou zijn veroorzaakt, is het bekend hoe gering de ontstekiugsverschijnselen zijn.

Het is hier niet de plaats een overzicht te geven van de literatuur over de zgn. blastomycosen, die sedert dat Busse en Buschke de eerste gevallen beschreven, een zeer groote geworden is.

Uit een studie van verschillende meegedeelde gevallen komt Buschke ') tot de vórming van twee hoofdgroepen van blastomycosen, de groep van B u ss e-B u s c h ke, veroorzaakt

Hautblastomycose. A. Buschke, in HandbiichderHaut*krankheiteii von F. Mracek.