Verklaring der afbeeldingen.

Fig. I. a.-o. Demonstratie van de amoeboïde bewegingen der Kurlofflichamen. De figuren stellen de omtrekken van hetzelfde Kurlofflichaam voor, geteekend met behulp van een teekenokulair, zooals het zich met tusschenpoozen van i 30" voordeed.

„ 2-8. Kurlofflichamen, vitaal gekleurd met neutraalrood.

Ook hier ziet men de duidelijke teekenen der amoeboïde bewegelijkheid.

„ 2. Centrale, donkerbruin gekleurde korrel, met zeer fijne granula in de geel gekleurde grondsubstantie.

„ 3. Vorm met multipele korrels.

„ 4. Centrale korrel, met heldere grondsubstantie. De centrale korrel vertoont eene insnoering; begin van deeling?

„ 5. Staafvormige figuren.

„ 6. Centrale korrel, met groote granula in de grondsubstantie.

„ 7. Netstructuur.

„ 8. Vorm met een centrale korrel, die het lichaam bijna geheel vult en in het centrum minder intensief gekleurd is dan aan de peripherie.

„ 9-21. Met azuur vitaal gekleurde Kurlofflichamen.

Ook hier ziet men duidelijke kenmerken der amoeboïde beweging.

„ 9. Groote korrels, waarvan een deel haltervormige insnoering vertoont.

„ 10, 11, 17 en 18. Draadfiguren. In Fig. 10 en 17 vooral ziet men de knopvormige verdikkingen aan het einde van den draad.

„ 13. Draad die van de eene naar de tegenovergestelde pool van het Kurlofflichaam loopt.

„ 12. 16. Halterfiguren.

„ 14, 15, 19. Granula en halterfiguren.

„ 20. Groot Kurlofflichaam met granula en haltervormen en begin van draadvorming.

„ 21. Halterfiguren in een zeer jong Kurlofflichaanipje.

„ 22, 34. Kurlofflichamen uit de milt, gefixeerd met sublimaatalkohol en gekleurd met Löffersch methyleenblauw.

„ 22. Endotheelcel met in het plasma een zich rood kleurende korrel ?

„ 23. Haltervormige deeling der kleine granula.

„ 24, 25, 29, 31. Gegranuleerde Kurlofflichamen met zeer kleine granula. Eindstadia der vermoedelijke ontwikkeling, lil 25, 29 en 31 ziet men duidelijk de centraal gelegen onregelmatige massa, in 29 en 31 omgeven door een ongekleurde zóne.

„ 26. Ringen en U figuren.

„ 27 en 34. Centraal gelegen singuliere korrel. In 27 rood, in 34 blauw gekleurd en in 34 begin van deeling.

„ 32, 33. Multipele, zich blauw kleurende granula. Het centrale deel der Kurlofflichamen kleurt zich donkerder dan anders.

„ 28 en 30. Duidelijke haltervormige doorsnoering van de centrale korrel, waarvan zich reeds kleine korrels hebben afgesnoerd.

„ 3V38 Kurlofflichamen gekleurd met Heidenhain en nagekleurd met eosine. Men ziet hoe al naar den graad van differentiatie de beelden kunnen verschillen. In Fig. 38 ziet men de zeefvormige teekening van het geheel ontkleurde Kurlofflichaam zeer duidelijk.