Deze kleine korrel wordt spoedig omgeven door een slecht te kleuren massa. Men kan aannemen, naar analogie met de elementairlicliamen der clilamydozoa, dat de slecht kleurbare massa een reaktieprodukt van de cel is, dat op het binnengedrongen lichaampje is neergeslagen. Of dit bij de Kurlofflichaampjes ook zoo is, betwijfel ik, want als men bedenkt, dat dezelfde slecht kleurbare massa zich, grooter geworden, amoeboïd bewegen kan, dan is het stellig niet gemakkelijk, zich voor te stellen, dat de stof door de waardcel en niet door het binnengedrongen lichaam geleverd wordt.

Hoe het ook zij, spoedig worden èn de slecht kleurbare massa —die wij gemakshalve grondsubstantie zullen noemen— èn de centraal gelegen korrel grooter en vullen ten slotte de cel geheel op. Reeds vóórdat het Kurlofflichaam zoo groot is, kunnen zich aan de centrale korrel deelingssymptomen vertoonen.

De deeling geschiedt door haltervormige doorsnoering van de korrel, terwijl ook de dochterkorrels zich haltervormig blijven deelen, totdat ten slotte de grondsubstantie geheel gevuld wordt met multipele ronde granula, de eindstadia der korreldeeling. Van de primair aanwezige korrel blijft nog een tijdlang een door een halo omgeven rest over, een rest die men met het zgn. restlichaam der chlamydozoën zou hunnen identificeeren.

Past men op dit alles de chlamydozoën-nomenclatuur van von Prowazek toe, dan zijn de allerkleinste korrels de elementairlichamen, de centraal gelegen groote korrels de initiaallichamen, korrel plus „grondsubstantie" vormen den zgn. „Einschluss" en de centrale massa in de gegranuleerde stadia „het restlichaam".

Hoe mooi dit alles ook klopt, toch geloof ik niet, dat wij nu reeds gerechtigd zijn —en wel om de redenen reeds op pag. 687 uiteengezet — de Kurlofflichamen als echte chlamydozoën op te vatten. Eer hier een besliste uitspraak kan worden gedaan, dienen infectieproeven, die wij in het