zoom gescheiden, die naar het plasma der mononukleaire toe vervloeit, doch naar het Kurlofflichaam toe scherp is afgeteekend.

Van het Kurlofflichaam zelf kan men onderscheiden: een zeer lichtblauwe of ook wel kleuriooze grondsubstantie, waarin verscheidene granula die donkerblauw of wel helrood, soms bourgogne-rood gefingeerd zijn. De granula kunnen zich onder zeer verschillende vormen voordoen.

Allereerst ziet men mononukleairen, waarin het Kurlofflichaam het plasma op een smallen zoom na geheel verdrongen heeft. In de maar even gekleurde grondsubstantie (Fig. 34) ligt centraal een massa, die zich donkerblauw laat kleuren en duidelijk eene insnoering laat herkennen, zoodat men geneigd zou zijn, aan een begin van deeling te denken. Dat men 'werkelijk het recht daartoe l.eeft, toonen ons figuren als 28, 30, 32, 33 waarbij in de grondsubstantie, die een donkerder tint heeft aangenomen dan anders het geval is, eenige van deze zich donkerblauw kleurende korrels worden waargenomen.

De centraal gelegen korrel hoeft zich niet steeds blauw te kleuren; zoo ziet men b.v. in Fig. 27 een vorm afgebeeld waar de massa (die in den afgebeelden vorm ook niet centraal, maar peripheer ligt), een bourgogne-roode kleur vertoont. Waaraan het is toe te schrijven, dat de granula zich nu eens blauw, een andere keer rood kleuren, is niet makkelijk na te gaan; wellicht berust dit op eigenaardigheden der kleurstof, want het kan voorkomen, dat in sommige preparaten haast alle granula zich blauw, in andere praeparaten weer alle granula zich rood kleuren.

Wat, zooals gezegd, nog na een studie van een zeer groot aantal preparaten is duidelijk geworden, is de omstandigheid dat de primair centraal of soms ook meer peripheer gelegen korrel zich door deeling splitst in eerst groote, later steeds kleiner wordende korrels. Zoo ziet men in Fig 28 en 30 hoe daar de centrale massa verscheidene korrels heeft doen