eigenschappen verloren hadden en nog het meest aan paratyphus A herinnerden. Maar wel het meest eigenaardige was, dat er onder de dochterkuituren stammen voorkwamen, die in het geheel niet door een sterk werkend Gartnerserum werden geïnfluenceerd.
Toen men met omkweeking dezer eigenaardige varianten voortging, kreeg men ten slotte mikrobensoorten, die alle eigenschappen der typhusbacil bezaten en bovendien nog een type, dat in de eerste dagen van zijn groei zeer veel overeenkwam met het bact. coli mutabile, door Neisser en Kowalenko onderzocht.
Niet alleen door Seligmann en Sobernheim, maar nog door vele andere onderzoekers zijn dergelijke veranderingen van belangrijke kenmerken, vooral in de zgn. vleeschvergiftigingsgroep geconstateerd; zoo b. v. door Drigalsky, Kutscher, Tromsdorff, Uhlenhuth ; maar de afwijkende vormen werden vroeger niet als variaties, als een nieuw ontstane soort, maar ten onrechte als degeneratievorinen opgevat.
Dit alles moge voldoende zijn om aan te toonen, dat in de groep der enteritisbakteriën biologische veranderingen zeer frequent voorkomen. Het schijnt, dat juist deze groep in staat zal blijken ons veel over het ontstaan van nieuwe bakteriënsoorten, w. o. pathogene, uit schijnbaar niet of zeer weinig pathogene vormen te leeren. Het voortgezet onderzoek zal moeten uitmaken of deze zienswijze juist is.
Er zou bij het vernemen van dit alles twijfel kunnen rijzen of men nu nog het recht heeft van een specificiteit van mikroben te spreken, maar ten eerste moet men niet vergeten, dat veranderingen, als door Seligmann en Sobernheim beschreven, alleen maar bij de enteritisgroep zijn te constateeren, een groep, die nog vele niet al te best gedefinieerde soorten omvat, die klinisch tot zeer verschillend verloopende ziektebeelden aanleiding kunnen geven, een groep, die nog in een staat van sterk fluktueerende variatie schijnt te verkeeren. Bovendien zijn de nieuwe soorten