Kowalenko '), die in het laboratorium van Neisser het bakterium coli mutabile nader onderzocht, kon door gebruik te maken van de isolatiemethode, door Burri aangegeven, van slechts één mikobe uitgaan. Er was dus bij deze proeven geen sprake van, dat er niet met reinkultuur was gewerkt. Toch trad ook hier de eigenaardige verhouding der colibacillen op.

Behalve bij coli zijn soortgelijke verschijnselen nog waargenommen bij typhus, paratyphus, dysenterie en bij cholera.

Het is aan Baerthlein gelukt, uit de ontlasting van cholerapatienten drie scherp van elkaar te onderscheiden choleravibrionenstammen te isoleeren. Deze stammen verhouden zich o.a. op de agarplaat verschillend. Men vindt:

le. De voor cholera karakteristieke, heldere, doorschijnende

en bij doorvallend licht zeer lichtblauwe koloniën; 2e. geelwitte, ondoorzichtige koloniën, welke aan die van

bact. coli commune herinneren;

3e. de zgn. ringvormen van Kolle, die uit een geelwit .ondoorschijnend centrum en een heldere randzóne bestaan.

Deze drie soorten van koloniën bestaan uit verschillende typen van vibrionen. De sub 1° genoemde heldere bestaan uit slanke, gelijkmatig gekleurde kommabacilleu. De vibrionen uit de kolonies, die als coli groeien, zijn korte dikke, plompe, bipolair gekleurde staafjes of ook wel lange, eigenaardig gesegmenteerd gekleurde, duidelijk kromme bakteriën.

De vibrionen van de ringvormige kolonies zijn ongeveer gelijk aan die der typisch groeiende koloniën.

Op andere voedingsbodems dan agar gedragen alle drie soorten zich gelijk; alleen blijven de morphologische eigenaardigheden behouden.

Uit elk der kolonievorinen kunnen zich plotseling koloniën van typischen cholerakolonievorm ontwikkelen.

x) A. Kowalenko. Studiën über sogenaniite Mutationserscheinungen bei Bakteriën etc. Zeitsch. f. Hyg. Bnd. L.VI. p 277.