dat onderzoekers, die meenden dergelijke kunststukken te liebben volbracht, met mengkulturen hadden geëxperimenteerd. In deze mengkulturen waren reeds van het begin der proef af zoowel de diphtheriebacillen of gonococcen alsook de mikroben waarin zij heetten over te gaan, aanwezig.

Diphtheriebacillen zoowel als gonococcen zijn pathogene organismen, die niet gemakkelijk aan een saprophytisch leven te wennen zijn en dus in mengkulturen het wel steeds zullen afleggen tegenover streptococcen en staphylococcen, die dit wel kunnen.

Dunbar, de bakterioloog aan het hygiënisch laboratorium te Hamburg, publiceerde voor enkele jaren een werk, waarin hij trachtte aan te toonen, dat men bakteriën en schimmels uit algen kon kweeken, dat dus algen door variaties en mutaties tot het ontstaan van organismen, die tot een heel andere groep hoorden, aanleiding zouden kunnen geven. De proeven van Dunbar zijn niet nagedaan en zij wachten nog steeds op eene bevestiging.

Wat den overgang van diphtheriebacillen en gonococcen in banale ettercoccen betreft, zoo geloof ik niet, dat er nu nog ernstige onderzoekers leven, die zoo weinig biologisch onderlegd zijn, dat zij in ernst zouden kunnen aannemen, dat het met enkele passage's op den eenen of anderen voedingsbodem zou kunnen gelukken, biologisch en morphologisch zeer ver van elkaar staande mikroben in elkaar te doen overgaan.

Bij de verschillende bakteriën uit den darm, zoowel pathogene als niet pathogene, is het lang niet eenvoudig, alle voorkomende soorten scherp van elkaar af te grenzen. Zoo hebben b.v. colibacillen, typlms-, paratyphus- en enteritisbacillen zeer veel eigenschappen met elkaar gemeen, terwijl zij weer in andere eigenschappen hemelsbreed van van elkaar verschillen. Toch lukt het, als men van de verschillende bakteriën een groot aantal stammen isoleert