èr van rrioet hebben, zullen wel altijd zoodanig zijn, dat alleen als ze aan een daarop ingericht laboratorium door een ervaren onderzoeker worden verricht, de uitkomsten voldoende betrouwbaar zijn.

Ook de anaphylaxie heeft men op 't sperma-onderzoek willen toepassen. Leclercq spoot zijn proefdieren in met sperma, en zag toen, dat zij op een herhaalde inspuiting reageerden met reactieverschijnselen, die ze bij de eerste injectie niet of slechts zwak vertoond hadden. Latere onderzoekingen, met name van Pfeiffer, hebben echter aangetoond, dat deze zgn. sensibiliseerende werking van sperma te zwak is, om in de praktijk te worden gebruikt voor 't onderzoek van vlekken en dgl.

c. Morphologische methoden.

Alle methoden, die tot deze groep behooren, stellen zich tot doel, de specifieke elementen, die in het sperma bevat zijn, d. w. z. de spermatozoën, aan te toonen. Hieruit volgt onmiddellijk, dat ze moeten falen in gevallen van azoospermie. Men houde hierbij in het oog, dat het voortdurend en totaal ontbreken der spermatozoën als ziekteverschijnsel vrij zeldzaam is; 't meest vindt men haar wel na dubbelzijdige epididymitis; daarentegen vindt men, wanneer de coitus eenige malen kort na elkaar herhaald is, in het laatste ejaculaat physiologisch slechts weinig of geen spermatozoën. In den ouderdom vindt men nog zeer lang spermatozoën, zelfs tot op 70—80 jarigen leeftijd.

Daarentegen hebben deze methoden boven die van de vorige groepen een paar groote voordeelen. In de eerste plaats is 't vinden van één enkel spermatozoön voldoende voor de diagnose. Men moet ecliter hierbij eischen, dat de spermatozoe intact is, dus een goed gevormden kop en een duidelijken staart bezit. Geïsoleerde koppen en staarten, al liggen zij in grooten getale bijeen, zijn niet bewijzend.

In de tweede plaats is 't instrumentarium, datmennoodig