„met een tooverslag door een antlielniintische luiur, ter„wijl niet meer dan 20—30 wormen werden afgedreven."
„Daar ieder wijfje een stroom van eieren produceert, is „liet onwederlegbaar de plicht van de medici, die koelies „onder hun behandeling hebben, te trachten om de an„kylostomen af te drijven, zoodra hun aanwezigheid is aangetoond, ook al geven zij geen enkel verschijnsel."
In het Journ. of Trop. Med. & Hyg. 1912 No. 1 vinden wij een publicatie van Nicol en Camb uit Natal, die het hun plicht achten alle immigranten van uit Engelsch-lndië aan een kuur te onderwerpen, hoewel uit hun cijfers blijkt, dat de infectie der koelies veel geringer is, dan die onzer Javanen.
De schrijvers geven de volgende cijfers:
92.7% der immigranten bleek geïnfecteerd; bij de kuur vond men gemiddeld 22.2 wormen per hoofd;
bij 67.5°/o minder dan 20 wormen;
„ 20.7% tusschen 20 en 50 wormen;
„ 9°/o meer dan 50 wormen.
Schüffner schat het aantal der wormen, dat men bij een kuur vindt, op ongeveer 4/5 der werkelijk aanwezige. Gemiddeld zouden dan de Natalsche immigranten 27.5 wormen hebben gedragen, d. i. de helft van hetgeen Schüffner voor de estate-Javanen der Senembah-Maatschappij berekent en slechts 1/6 van hetgeen ik bij de immigreerende Javanen vond.
In Natal komt nog geen 9% tot 100 wormen, terwijl dit hier bij meer dan de helft het geval was.
Ook zonder dat men aan deze getallen een absolute waarde wil toekennen, moet men tot het besluit komen, dat de emigreerende Javaan in vergelijking met de EngelschIndiër zeer zwaar is geinfecteerd.
Niet alleen voor de buitenbezittingen, die hun werkkrachten van Java ontvangen, is de bestrijding der ankyiostomiasis van het grootste belang, doch ook voor Java zelf; want overal waar de bevolking ter wille van de steeds