Amoebendysenterie:
7 gevallen met 1389 wormen gem. 198.
Bacillaire dysenterie:
6 gevallen met 1806 „ „ 301.
Overige ziekten:
9 gevallen met 1200 „ „ 133.
Ik meen, dat bovenstaande getallen aantoonen dat het hooge gemiddelde geen toeval zijn kan; natuurlijk loopen de gemiddelden der kleine groepen uiteen, doch alle zijn zeer hoog.
De ankylostoniiasis zelve komt hierbij als doodsoorzaak niet voor, daar slechts acute ziekten mij aanleiding gaven de immigranten in het hospitaal op te nemen. Slechts in twee gevallen zou men de ankylostoniiasis als de directe doodsoorzaak kunnen aannemen.
1. Een anaemische Javaansche jongen van hoogstens 17 jaar wordt ziek met buikpijn en dunne bloedige ontlasting: in het bloedig slijm worden dysenterie-Y-bacillen gevonden; de jongen wordt niet beter, blijft lichte koorts houden, de ontlasting blijft dun en bloederig, de oedemen, die bij de opname bestonden, nemen toe; na 5 weken exitus: c. m. dysenterie-Y en ankylostoniiasis: 500 wormen werden geteld.
2. Een Javaan van 27 jaar wordt opgenomen wegens dysenterie; de bacillus Flexner wordt gevonden. De ontlasting wordt snel beter, doch er ontstaan oedemen en een hooge mate van zwakte; de voorzichtig toegediende thymol heeft geen effect; na 41/» week exitus: 810 ankylostomen worden na den dood geteld.
Het zijn deze beide gevallen, die in de lijst het gemiddelde bij de aan bacillaire dysenterie gestorvenen zoo hoog maken.
Stelt nu het gevonden gemiddelde den graad der infectie van alle einigreerende Javanen voor? Een opzettelijke selectie ten gunste der ankylostoniiasis heeft niet plaats gehad, daar, zooals ik reeds zeide, slechts zij, die aan acute ziekten leden, door mij werden aangehouden, terwijl de anaemici, waaronder niet weinigen met oedemen, naar hunne ondernemingen werden doorgezonden. Doch men zou kunnen veronderstellen, dat de met ankylostoniiasis besmette lieden eerder ziek zullen worden, dan de volkomen gezonden en dat juist diegenen der zieken, die met vele