zegelen en er goed op toe te zien, dat de verzegeling afdoende plaats heeft en in goeden staat blijft.
Uit bovenbestaande beschouwingen heeft de Commissie het volgende voorstel afgeleid:
9°. Waterballast, afkomstig uit besmette havens, kan verdacht worden cholerabesmetting te verspreiden, wanneer die in onbesmette havens wordt overgepompt.
Het kielwater, aan boord van houten schepen afkomstig van doorsiepelingen door naden en kieren van voor allerlei doeleinden gebruikt water, en dat dikwijls verontreinigd is met produkten van verschillenden aard, zelfs met faeces en urine der bemanning, kan gevaarlijk zijn wanneer er choleralijders aan boord zijn, of wanneer het schip besmette havens heeft aangedaan. Op de nieuwe ijzeren schepen, waar het kielwater in veel kleiner hoeveelheid voorhanden is en alleen afstamt van waterdamp, die tegen de ijzeren wanden condenseert, is dit veel minder aan belangrijke verontreiniging blootgesteld. Het zou echter ook daar besmet kunnen zijn, wanneer zich onder de stokers of de werklieden belast met de lading van het ruim bacillendragers bevonden, of wanneer het voor de machines bestemde water ingenomen is op een besmette ankerplaats.
Ontsmetting van het kielwater, vóór dat liet wordt nitgepompt, is aangewezen. De Conventie van 1903 schrijft dezen maatregel voor aan besmette en verdachte schepen. Ontsmetting zou echter moeten worden gelast voor ieder schip, dat heeft verblijf gehouden in een haven waar ontlasting van choleralijders het water der havenbassins of op de reede kan hebben verontreinigd.
De Subcommissie heeft gemeend zich te moeten bepalen tot het wijzen op het gevaar, dat uit het kiel- en ballastwater uit besmette havens afkomstig, kan voortvloeien. Zij erkent de moeielijkiieid dit gevaar te schatten, dat het zonder twijfel beperkt en in vele gevallen slechts uiterst gering is,