volgende voorstel: Het inschepen van pestzieke
ratten is het voornaamste gevaar voor de verspreiding van de pest. Het optreden van pestepizoötieën onder de ratten geschiedt dikwijls ongemerkt. Alle maatrege 1 en, die ten doel hebben voortdurend de r a 11 en b e v o 1 k i n g aan boord van schepen in besmette of onbesmette havens, en ook in plaatsen, waar pestepidemieën voorkomen, te verminderen, moetenwordenbeschouwd
als het meest afdoende de verspreiding van de
pest tegen te gaan.
De techniek van de ontratting heeft sedert 1903 geen belangrijke vorderingen gemaakt. De subcommissie wijst echter op de vroeger niet erkende noodzakelijkheid, dat men telken male zekerheid moet hebben, niet alleen de ratten, maar ook de vlooien te hebben gedood. De behandeling moet dus voldoende langen tijd worden voortgezet, en wanneer men gebruik maakt van uitzwaveling (Clayton-gas), moet minstens een concentratie-graad van 6n/0 zwaveldamp worden bereikt, opdat de parasieten met zekerheid gedood worden. Het verdient bovendien aanbeveling, den gezondheidsdiensten aan te raden telken male zooveel mogelijk het bewijs te leveren, dat het nagestreefde doel werkelijk is bereikt, door vóór het begin der behandeling in verschillende deelen van het schip gevangen ratten en vlooien te plaatsen.
Er is geen enkel feit aan het licht gekomen, waaruit zou blijken, dat koopwaren de aanleiding zijn geweest voor het uitbreken van een pestepidemie. De subcommissie besluit dan ook: Er bestaan geen waarnemingen, die er op wijzen, dat de pest door koopwaren kan worden verspreid. Deze kunnen echter gevaar voor overbrengen van pest opleveren
wanneer zij ratten of stekende en bloedzuigende
insecten (vlooien, wandluizen), die met pestbacillen besmet zijn, herbergen.