gevallen met 1 sterfgeval, zoodat de morbiditeit gedurende dit tijdvak heeft bedragen 0,87°/0, en, indien men het eenige sterfgeval, dat zich bij deze groep van personen heeft voorgedaan, mederekent, hoewel dit heeft plaats gehad 1 jaar na de inenting, dus tegen den tijd, dat de ontstane immuniteit weder verdwenen kan zijn, bedroeg de mortaliteit 0,12°/0-
De morbiditeit en mortaliteit onder de ± 2500 niet gëente Europeanen bedroeg gedurende hetzelfde tijdvak 6.4% eii 3.2°/0.
Van af 2 Augustus 1910, toen met het inenten tegen cholera is begonnen, zijn tot 1 Januari 1912 onder de niet tegen cholera ingeënte Europeanen te Batavia en Meester-Cornelis voorgekomen 128 gevallen, waarvan 64 met doodelijken afloop, terwijl onder de wèl ingeënten zich voordeden 10 gevallen, waarvan 3 zijn overleden (hieronder zijn niet medegerekend 2 gevallen, waarvan 1 met doodelijken afloop, die zich hebben voorgedaan binnen den tijd van 5 dagen na de inenting, dus nog vóórdat van de vaccinatie resultaat kon worden verwacht). Van deze 3 overledenen kwam er 1 te sterven 1 maand na de inenting, één 7 maanden, en één 1 jaar na de vaccinatie.
Van enkele kanten werden mij nog gegevens verstrekt, waaruit de prophylactische waarde van het choleravaccin zou blijken, zoo o.a. van den Gew. Eaw. Officier van Gezondheid van Padang, die in zijn daarover handelend schrijven zegt: „het algemeen oordeel der geneeskundigen in deze streek is wat betreft de prophylactische waarde van het choleravaccin zeer gunstig, en zijn ook de cijfers daarmede in overeenstemming". Na al datgene wat hierover reeds door mij is bekend gemaakt, acht ik het overbodig deze nadere gegevens te vermelden, wil alleen nog slechts wijzen op het eenigste ongunstige rapport dat ik over het choleravaccin ontving, en wel van Dr. Leopold uit Stagen (Borneo). Bedoelde Geneesheer schreef mij: „Hierbij doe „ik U verslag over onze bevindingen met choleravaccin tijdens „de epidemie in Augustus en September. De epidemie was