vergemakkelijkt door pantopon en hydrobromas scopolamini. Daar het optimum van de pantopon-scopolaminewerking laat optreedt, spoot hij twee uur voor de operatie 20-40 mgr. pantopon in, een uur later weer 40-20 mgr. + 0, 4 a 0,7 mgr. scopolamine, en een half uur later 1L. van een 5°/0 aetheroplossing, d.i. 50 gram aether. Eenige minuten later kon men reeds aether in de uitademingslucht ruiken en kon de operatie beginnen. Was de doseering juist, dan kan men een uren lang durende narcose waarnemen: bij een 66 jarigen man b.v. 20 mgr. pantopon zes uur 's morgens, een uur later 20 mgr. pantopon met 0, 2 mgr. scopolamine en 1L. aetheroplossing tegelijkertijd: slaap van 8-2 uur 's namiddags; in dien tijd werd dubbelzijdige hernia geopereerd.
Bij een potator werd 23/4 uur na de eerste inspuiting van pantopon geopereerd en vóór de operatie nóg 3 L. 5°/0 aetheroplossing, d.i. 150 gram rectaal ingespoten: rustige slaap bij behouden reflexen tot eenige uren na de operatie; volkomen natuurlijk ontwaken. Bij denzelfden man kon later 2 L. aetheroplossing geen diepe narcose verwekken en werd op open masker nog toegevoegd.
Bij een anderen alcoholiker spoot hij 4 L. in met onbeduidend excitatiestadium: corneareflex weg gedurende T/2 uur. Hierbij waren de injecties te laat gemaakt.
Een andere decrepide man met inoperabel maagcarcinoom en uitgebreide longtuberculose werd een gastro-enterostomie gemaakt: 40 mgr. pantopon, 3/4 uur later aetheroplossing, die niet werd ingehouden, 20 gtt. tinct. opii rectaal, daarna twee maal 0,5 L. aetheroplossing. De operatie verliep glad, het colon was niet opgezet; 20 minuten na het begin der operatie trad braken en persen op en kreeg patiënt, daar een clysma niet meer geprobeerd werd wegens de persingen, 10 cc. aether op kap (leider). Daarop sterke slijmsecretie en cyanose, waardoor de duur van de operatie met een half uur werd verlengd. Exitus aan pneumonie 3 dagen later.
Sectie: slijmvliezen der darmen intact.