met aetheroplossing en één met physiologische zoutoplossing van 41°. Uit beide voert een elastische buis naar een Yvormige glazen buis, terwijl met de afvoerbuis is verbonden een gummislang met druppelkraan en canule voor de vena.
Eerst wordt een dosis aether ingevoerd, voldoende om narcose te verwekken, daarna wordt de toevoer door een klem onderbroken en stroomt de physiologische zoutoplossing door de canule.
Alle patienten tot hun 60ste jaar kregen, zoowel bij inhalatienarcose als bij andere wijzen van anaesthesie, te voren '/ï mgr. scopolamine en 10 mgr. morphine. Daarna wordt in „Dammerschlaf" de vene blootgelegd en de intraveneuse narcose begonnen. Meestal na 10 minuten, soms zelfs na 4 of 5 minuten is 't stadium van tolerantie ingetreden bij een vloeistofverbruik van 100-300 gram d.i. 4-15 gram aether. Meestal bestaat geen excitatie, behalve lichte afweerbewegingen. Bij één patiënt moest van wege de zware excitatie de infusie onderbroken worden. Bij twee patienten, die zeer opgewonden waren, moest eerst chloroform gegeven worden. In twee gevallen zag hij een lichte cyanose, en eens een asphyxie, waarvoor kunstmatige ademhaling noodig was. De cyanosen beterden dadelijk met het ophouden van het invoeren van het narcoticum.
In 21 gevallen, op de wijze van Burckhart behandeld, waren zij in staat, door sectie de veranderingen in de venen, waarin de ingreep had plaats gehad, te contröleeren en vonden in niet minder dan 11 gevallen thrombotische processen, die echter beperkt waren tot de infusieplaats. Na de wijziging, door hen aangebracht, vonden zij in 10 gevallen van de 50 intraveneuse narcosen gelegenheid sectie te doen en was geen thrombose aan te toonen. Een longembolie hebben zij, zoomin als Burckhart waargenomen.
„Es waren elende, meist durch die lange Dauer ihres „Grundleiden iin höchsten Grade erschöpfte und abgemagerte „Patienten, bei welchen sich die intravenöse Aethernarcose