hoeveelheid in het lichaam moet als een reservoir beschouwd worden, waaruit de patiënt nog altijd put, ook al is de verdere toediening gestaakt. De absorptie kan dan niet plotseling worden gestaakt, maar blijft de patiënt steeds putten, totdat het anaestheticum uit longen en mucus, zoowel van bronchi als maag is verdwenen.

5. Bij operaties in de spheer van het gezicht kunnen narcotiseur en operateur elkaar zeer hinderen en de een den arbeid van den ander in resultaat verminderen.

De directe opname van het anaestheticum in het bloed ondervangt al die moeielijkheden. De dosis kan men daarbij tot een minimum, nauwkeurig bepaald, beperken; men kan de verdere toediening stop zetten en 't eenige reservoir, waaruit de patiënt nog putten kan, is het bloed. Dit is de intraveneuse methode.

Burckhardt heeft ze na experimenten bij den mensch in toepassing gebracht en berichtte over 250 gunstig verloopen gevallen; Kümmell deel op het chirurgen-congres van 22 April 1911 in Berlijn mededeeling over 90 gevallen, waar intraveneus aetlier was toegediend bij patienten die reeds uitgeput waren door langdurige en ernstige ziekten, en bij operaties aan hoofd en nek. Uit zijne opgaven en uit die van anderen tot November 1911 blijkt, dat de patienten de operatietafel in beteren toestand verlaten, dat er geen post-operatief braken plaats heeft (in de ernstige, gevallen waren 't juist buikoperaties). Wendel uit Maagdenburg combineert bij intrathoracale ingrepen infusie en overdruk. Burckhardt gebruikte een gewoon infusieapparaat, gevuld met 5 °/0 oplossing van aether in physiologische zoutoplossing. Na voldoende ingevoerd te hebben, onderbreekt hij den stroom en wordt de dosis herhaald, wanneer de patiënt teekenen geeft, weer bij te komen.

Kümmel en Schmitz Pfeiffer toonden aan, dat de interruptie van den stroom met zich brengt een neiging tot thrombosis in en om de canule, en gebruikten daarom twee vaten> één