van de muskiet, stel ik mij voor, dat liet steken en zuigeri geschiedt als bij deze.
O o g e 11 (fig. 1 d). Deze vormen een groot deel van het hoofd en bestaan uit een groot aantal cellen; aan de achterzijde komen de oogen van rechts en links bij elkander, doch vóór niet. Zij zijn erg donker gekleurd en vormen het donkerste gedeelte van het geheele lichaam.
Hals. Deze is erg kort.
Borststuk. Draagt pooten, vleugels en halteres.
Pooten. Men onderscheidt drie paar pooten, voor-, midden- eu achterpooten. Alle zijn samengesteld uit negen leden, de eerste leden zijn het grootst, de daarop volgende worden steeds kleiner. Zij dragen alle borstelharen; het laatste lid der voorpooten draagt een krommen nagel; de midden- en achterpooten dragen twee nagels.
Vleugels. Deze zijn twee in getal, rechts en links van het borststuk ingeplant, zij zijn doorschijnend en hebben drie hoofdnerven. Zij dragen haren, zoowel aan de randen als over het geheele oppervlak, welke niet dicht op elkander staan.
Halteres. Deze zijn ingehechtop het borststuk en vervangen het tweede paar vleugels; zij zijn in twee gedeelten verdeeld. Het eerste gedeelte, dat aan het borststuk is vastgehecht, is smal, dan volgt een breeder gedeelte, dat rond is en den eigenlijken halter of balainjoir vormt.
Achterlijf. Dit is rond en vertoont min of meer duidelijk negen ringen. Aan hef achteruiteinde versmalt het zich, welk uiteinde wederom zelf twee uitsteeksels draagt, alle met haren bezet.
N°. 2. Ceratopogon Salmi.
Deze soort is minder donker gekleurd dan de vorige, doch overigens gelijk van grootte. Van deze werden zoowel mannetjes als wijfjes gevonden.