't lichaam worden gebracht, doch dat dit nog niet bewijst, dat aan de behoefte van het lichaam is voldaan.

Dit ben ik met Grijns geheel eens, en is dat dan ook door mij nooit beweerd.

Het eenige wat vaststaat, is, dat bij vermeerdering van voedsel ook meer zenuwvoedingsstoffen worden ingevoerd. Nu mag de relatieve hoeveelheid die door den darmwand heengaat, niet overeenstemmen met de absolute hoeveelheid die in het lichaam komt, doch daar gaat het ook niet om.

Wanneer bij gedwongen voeding meer zenuwvoedingsstoffen door den darmwand worden opgenomen, onverschillig hoeveel dit meerdere dan ook moge zijn, zal de polyneuritisooklater, doch nooit eerder moeten uitbreken.

De eenige mogelijkheid om bij behoud van de zenuwhonger-hypothese het spoediger uitbreken der polyneuritis (voor deze gevallen) te verklaren, zou zijn dat door de gedwongen voeding de geheele digestie gestoord wordt, en dat op grond daarvan nog minder zenuw-voedingsstoffen worden opgenomen dan anders reeds het geval is. Dit bezwaar voorkomt men, door de krop nooit opnieuw te vullen voor dat zij zich geheel geledigd heeft, waardoor de digestie dus ongestoord blijft.

Ik moet er dus bij blijven, dat waar bij vermeerdering van voedsel, dus ook van bestanddeelen welke de zenuwen noodig hebben, de polyneuritis eerder ontstaat, dit niet pleit voor de zenuwhonger-hypothese.

Wat nu mijn eigen onderzoekigen aangaat, betreffende den invloed van verzuurde rijst op het ontstaan van polyneuritis gallinarum, zoo wil ik er allereerst met nadruk op wijzen, dat door mij geen theorie is gebouwd op de verkregen resultaten, doch dat ik in bovengenoemde verhandeling heb meenen te moeten volstaan met slechts op te geven, wat de uitkomsten dier proeven waren. In hoofdzaak dus, dat verzuurde, ongekookte