Patiënt neemt gaandeweg in beterschap toe en wordt op den 31en December als hersteld ontslagen.
Bij het microscopisch onderzoek der faeces (22 Dec.) zijn vibrionen niet aan te toonen, evenmin cultureel; wel kunnen dezelfde bewegelijke staafjes worden geïsoleerd als in het eerstbeschreven geval; op de hierbovengenoemde voedingsbodems hebben zij eveneens dezelfde eigenschappen.
Dezelfde bacteriën kunnen uit de steriel opgevangen urine (25 Dec.) en uit het steriel opgevangen bloed direct worden gekweekt. Het serum van patiënt agglutineert op den 31 en December typhus en paratyphus B in een verdunning van 1:40. Dit is niet hoog, doch de tijd voor vorming van agglutininen was ook te kort.
De in beide gevallen geïsoleerde bacteriën werden op den 30en Januari door een paratyphus-B-konijnserum, gemaakt met behulp van een uit het Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden afkomstige cultuur, bij een verdunning van 1 :3000 volledig geagglutineerd.
Voor het eerste geval is het bewijs niet geleverd dat de uit de ontlasting gekweekte bacil werkelijk de oorzaak van de ziekte is geweest. Immers Uhlenhuth, Hübener, Andrejew en vele anderen hebben aangetoond, dat bacillen, welke niet te onderscheiden waren van de paratyphus- of Gaertnergroep, herhaaldelijk bij volkomen gezond zijn onder de bewoners van het darmkanaal voorkomen. In verband met het tweede geval kan men m.i. echter veilig aannemen, hier met denzelfden ziekteverwekker te doen te hebben.
Eigenaardig is het, in verband met het feit dat beide personen in de omstreken van Malang vertoefd hebben, te weten dat mij toevalligerwijze door Dr. de Raadt werd medegedeeld, dat in die dagen in het Malangsche verscheidene gevallen van cholera (?) waren voorgekomen, waarbij door hem microscopisch noch cultureel de aanwezigheid van de vibrio cholerae kon worden aangetoond.