pestgevallen voor, daarna niet meer. Blijkbaar was ook in deze gevallen de infectie nog in de pas verlaten kampong opgedaan.

Behandeling der verlaten huizen.

a. Verbranding.

Het verlaten huis, waarin zich een pestgeval had voorgedaan, werd verbrand, indien het huis zoo geringe waarde had, dat ieder andere, hieronder aan te geven wijze van behandeling kostbaarder werd geacht en de belendende huizen geen gevaar liepen. Verbranding geeft ongetwijfeld de meest afdoende desinfectie, zoodat telkens de vraag werd gesteld, waarom zij niet als algemeene maatregel werd toegepast. Gaat men op deze vraag dieper in, dan komt men tot de conclusie, dat waar men te doen heeft met eene epidemie van eenige uitgebreidheid, met verbranden het doel: stuiting en uitroeiing der ziekte, niet bereikt wordt.

Een huis, waar pest uitbrak, is toch het enkele zichtbaar te voorschijn getreden infectiepunt van een geïnfecteerd rayon van onbekenden omvang. Al verbrandt men dit eene huis, vrij zeker kan worden aangenomen, dat de ziekte weldra in een der in den omtrek gelegen woningen zal uitbreken. Waar dit zal zijn, is afhankelijk van verschillende factoren, die niet zijn te overzien. De vraag is, tot waar gaat de uitbreiding der rattepest in de omgeving. Waar lieten de doode pestratten haar vlooien achter, waar troffen deze vlooien toevallig geen andere rat, zoodat ze er toe zullen komen, den mensch aan te vallen en te infecteeren.

Om met verbranden rationeel werk te verrichten en tot uitroeiing van den geheelen pesthaard te geraken, moet men ook de omliggende huizen verbranden. Dan kan men de pest vóór zijn en behoeft niet telkens achteraan te komen met een looze greep naar een ontvloden prooi.

Doch nogmaals, tot waar moeten alle huizen worden verbrand? Een weg, een beek vormt vaak de grens, doch meermalen ook niet. De eenige rationeele wijze zou dus