loopt, gunstig te zijn voor de vangst. Teekenend voor de vruchtbaarheid van deze diersoort en hare snelle proliferatie is wel het feit, dat zwangere wijfjes worden aangetroffen, die nog slechts half volwassen zijn.
Het aandringen bij de bevolking op inlevering van een zoo groot mogelijk aantal ratten, (waarmede van den beginne af vooral huisratten werden bedoeld), heeft gemaakt,]dat ze zich is gaan toeleggen op de jacht van veldratten. Deze waren veel gemakkelijker in grooten getale te vangen, terwijl de huisratten schaarsch werden.
In de afdeeling Malang schijnen huis- en veldratten variëteiten te zijn van één species, genaamd mus rattus. Ofschoon ze in levenswijze verschillen, zoo is het onderscheid in kenmerken door niet-zoölogen moeilijk te bepalen. De schedelvorm is dezelfde. Wat de verdere verschillen betreft, zoo heb ik te refereeren naar het rapport, dat daarover nog nader door Dr. van Loghem zal worden uitgebracht. De jongen van huis- en veldrat zijn absoluut niet van elkaar te onderscheiden en het zijn juist deze, die het meest worden ingeleverd. Het contröleeren of veld- dan wel huisratten worden aangebracht, is dus bezwaarlijk. Daarbij komt nog dat te weinig bekend is over de biologie van de hier voorkomende veldrat om met zekerheid te kunnen zeggen, dat ze niet in huizen wordt aangetroffen. De bevolking houdt vol van wèl en het komt mij aannemelijk voor, dat de veldrat, die vooral van padi leeft, zoodra de oogst van het veld is, haar voedsel daar zoekt, waar het door den mensch is heengebracht, nl. in .voorraadschuren en woningen. Nu leeft de veldrat in holen in den grond, evenals de decumanus of rioolrat (Noorweegsche rat); ze leeft dus niet in zulk innig contact met den mensch als de huisrat. Indien de veldrat pest krijgt en sterft, zal deze zich in den regel niet zoo in de nabijheid van den mensch bevinden als de huisrat. Het is dus aan te nemen dat de veldrat evenmin als de mus decumanus bij het ontstaan van een pestepidemie onder den