H. Schaumann. Ei'wiederung auf C. Eijkman, Polyneuritis Gallinarum und Beri-beri. Arch. f. Schiffsu. Tropenhygiene Bd. 15 S. 728, 1911.

Schaumann verdedigt zich tegen het in het vorige deel door mij gerefereerde artikel van C. Eijkman. Na eenigszins schoorvoetend eenige prioriteitskwesties aan E. te hebben toegegeven, en dezen te hebben verweten, dat hij zijn standpunt in de aetiologie der polyneuritis der kippen niet duidelijk heeft uitgesproken, gaat hij over tot de weerlegging van E. 's tegen de phosphotheorie ingebrachte bezwaren. Dit althans zou men verwachten, als men op blz. 730 leest: „Icli kann nicht umhin, ehe ich auf die sachliche Begründung „meines Standpunktes eingehe, meine Verwunderung aus-

„zusprechen dass Eijkman sicli bewogen

„fiililt" u. s. w. S. verdedigt nu echter het recht om zijn meening in verband met de resultaten van zijn onderzoek te wijzigen en komt dan met een onderzoek voor den dag, waaruit ook hem gebleken is, dat van de specifieke voorbehoedingsstoffen zoo weinig noodig is, dat hun phosphorgehalte niet als voedingsstof voor de phosphorstofwisseling van belang kan zijn. S. neemt nu echter aan, dat deze stoffen daarom in zoo kleine hoeveelheden noodig zijn, omdat zij niet zelve als voedingsstoffen moeten worden beschouwd, maar omdat zij een soort katalytische werking zouden uitoefenen, waarbij uit in het darmkanaal voorhandene splitsingsprodukten der voedingsmiddelen voor het zenuwstelsel noodige soorteigen stoffen worden opgebouwd. S. wil deze stoffen „Aktivator" noemen, en meent, dat daarom de phosphorhoudende verbindingen uit goede prophylaktische voedingsmiddelen, die allen rijk aan P-verbindingen zijn, niet of minder goed werken, omdat de aktivator ontbreekt, die hen tot zenuwvoedingsstoffen zou opbouwen.

Waarschijnlijk zou deze aktivator een koolhydraat zijn,