nagenoeg alle lijders. Het feit, dat de pestis minor als het ware een waarschuwing is voor het naderen van werkelijke pest, is geen nieuwe waarneming. In Egypte werd in het laatste gedeelte van de 19e eeuw pestis minor gehouden voor een „aura pestilentia". In Bagdad heerschte in 1867 pestis minor vóórdat de pest uitbrak, en in Mesopotomie werd in 1873-77 en langs de Wolga in 1887-1888 een epidemie van bubonenpest vermeld, waaraan niemand stierf. De manschappen van het Engelsche Regiment, dat in Hong Kong in garnizoen is, leden aan pestis minor op het oogenblik, waarop in 1894 de pest voor het eerst aldaar uitbrak. Het regiment ging naar Calcutta, en terwijl deze pestis minorepidemie aldaar voortduurde, vond Simpson in de klieren een bacillus, die veel overeenkomst vertoonde met de pestbacillen afkomstig van gevallen van klierpest in Bombay. Naar spreker's opvatting waren er in een pestepidemie 3 phasen, die van pestis minor, bubonenpest en longenpest. De aard van de epidemie is afhankelijk van de virulentie, die de bacillus, welke de epidemie veroorzaakt, langzamerhand heeft verkregen. Waarschijnlijk verschijnt onder de menschen eerst pestis minor; van den mensch gaat de besmetting over op de rat. Bij zijn passage door de rat neemt de virulentie van den pestbacillus zoodanig toe, dat, wanneer deze nu door de rattenvloo weer op den mensch wordt overgebracht, bubonenpest optreedt. Door de passage van den mensch stijgt de virulentie van den pestbacil nog meer en veroorzaakt dan longpest. De besmetting kan plaats hebben van mensch op mensch, of door tusschenkomst van een insect, dat meer met den mensch in aanraking komt dan de rattenvloo.

Petrie wees er op, dat bij de epidemie van longpest in Mantschoerije de ratten niet door pest waren aangetast, maar dat de tarbaganen algemeen als uitgangspunt dezer epidemie worden beschouwd, ofschoon dit nog niet voldoende vaststaat.

Dr. J. de Haan.

6