Hoewel dus de Ceratophyllus fasciatus zicli wel voedt met menschenbloed, wanneer dit noodig is, blijft liet toch aan twijfel onderhevig of hij den mensch even gemakkelijk kan aanvallen als de Xenopsylla cheopis, omdat hij een veel slechtere springer is.
Met den Ctenophthalmus agyrtes, een vloo die in Engelsch Indië veelvuldig voorkomt op Mus decumanus, werden 107 proeven genomen, en 122 met de muizenvloo, de Ctenopsylla musculi. Hierbij bleek, dat onder dezelfde voorwaarden als de boven beschreven proeven genomen werden, de eerste den mensch in het geheel niet bijt, en de laatste slechts bij uitzondering. Dit feit is van belang, omdat, ofschoon de muis ook gevoelig is voor pest, deze toch niet zulk een belangrijke rol bij pestepidemieën schijnt te spelen als de rat.
Waar het verband tusscheu ratten- en menschenpest zoo duidelijk blijkt, spreekt het van zelf, dat alles, wat de toename der rattenbevolking in de hand werkt, ook de verspreiding van de pest bevordert, zooals armoede, morsigheid, bewaren van rijst in de slaapvertrekken, ophoopingen van afval en alle andere onhygiënische toestanden.
Gedurende de laatste 10 jaren is het bij herhaling in Indië voorgekomen, dat het binnenbrengen van kleederen, van een in een verder afgelegen dorp aan pest overleden persoon, of een bezoek van iemand, die gewerkt had of verbleven was in een huis waar pestgevallen voorgekomen waren, ofschoon deze zelf, van de ziekte verschoond bleef, na
eenigen tijd (ongeveer een week) werd opgevolgd door sterfte
onder de ratten en een epidemie onder de menschen.
Deze waarnemingen zijn alleen dan te verklaren, wanneer wordt aangenomen, dat de besmettingskiemen werden overgebracht in het lichaam van vlooien, die zich in de kleedingstukken of op den bezoeker bevonden, en zoo spoedig mogelijk op ratten zijn overgegaan. Dat zulk een overbienging van rattenvloóien ook werkelijk plaats heeft, werd bewezen