Maar de kans, dat pestbacillen op voedingsstoffen geraken, bestemd 0111 in ongekookten toestand te worden genuttigd, en dat zij zich daarin zouden kunnen vermenigvuldigen, is al zeer gering. Bovendien is het maagdarmkanaal niet gemakkelijk met pest te besmetten en zijn daarvoor groote hoeveelheden virulente bacillen gewoonlijk noodig. Alles wijst er op, dat voedselbesmetting bij de pest uiterst zeldzaam is, terwijl in ongeveer 75% van alle bij den mensch waargenomen gevallen de besmetting van de huid schijnt uitgegaan te zijn.

De tweede mogelijkheid boven genoemd voor het overbrengen van de pest van de rat op den mensch, is die door bloedzuigende insecten. Yersin (1894), Hankin (1898) en Nuttall (1897) toonden aan, dat de ontlastingen van vliegen en mieren, die van besmette organen gegeten hadden, pestbacillen bevatten. Ogata wreef vlooien, afkomstig van ratten, die aan pest gestorven waren, fijn, en spoot daarmede twee muizen in: één dezer muizen stierf 11a drie dagen aan pest. Simond (1898) vond pestbacillen in de maag van vlooien, afkomstig van aan pest gestorven ratten en muizen, en besmette een muis met pest door inspuiting van fijngewreven vlooien van een pestrat. Uit zijn waarnemingen maakte Simond de gevolgtrekking, dat de pest van de rat overgaat op den mensch door bemiddeling van vlooien, en hij nam proeven om de ziekte van het eene dier op het andere door vlooien te doen overbrengen, nadat hem gebleken was, dat ratten, die geheel van vlooien bevrijd waren, door middel van contact de ziekte niet van elkander overnamen.

Een aan pest stervende rat werd in een wijdmonds stopflesch geplaatst, en, omdat de rat slechts weinig vlooien had, werden er nog twintig bij een kat gevangen vlooien aan toegevoegd. Een jonge rat, opgesloten in een ijzeren kastje met aan eene zijde traliewerk, werd in de flesch geplaatst. De zieke rat stierf 11a 24 uren en zijn lijk werd