^Kolle (1901) voederde 60 witte ratten met brood, gedrenkt in cultuur, en met organen van pestratten, met 48 geslaagde besmettingen.
SiMPSON (1903) besmette apen en ratten door ze te voeden niet bloed of organen van aan pest gestorven dieren. Hij is ook van meening, dat hij op die wijze pest veroorzaakte bij kalveren, varkens, kippen, kalkoenen, ganzen, eenden en duiven.
Het belang van deze mededeeling leidde tot een herhaling van deze proefnemingen in Natal (Watkins-Pitford 1904), Indië (Bannerman en Kapadia 1904) en de Azoren (de Souza, Antonia e.a. 1910), maar met negatief resultaat.
Kister en Schumacher (1905) verrichtten een groot aantal voederingsproeven. Zij vonden dat 50% der ratten ziek werden. Klein (1906), wien het vroeger niet was gelukt ratten ziek te maken door voedering met versch pestmateriaal, slaagde er kort geleden in bij ratten, muizen en caviae, door voedering met gelatine-culturen of organen van pestratten (enkel of gemengd met rijst en tarwe), die waren gedroogd, maar niet lang genoeg om de pestbacillen te dooden.
De Commission for the investigation of plague wijdde haar bizondere belangstelling aan dit vraagstuk, met den volgenden uitslag. Het bleek mogelijk ratten met pest te besmetten, door die te voeden met sterk besmet week voedsel. Vaii de wilde Bombayratten waren 21.4 % gevoelig voor deze wijze van besmetting. In een reeks van gelijke proefnemingen met Mus rattus in Punjab bleken 67.8% gevoelig, maar er werd een veel grootere hoeveelheid besmet voedsel gegeven.. Een groot aantal wilde Bombayratten werd besmet door ze te voederen met de lichamen van doode pestratten.
Er werd geen verschil gevonden met betrekking tot de pathologisch-anatomische afwijkingen of de plaats van den primairen bubo, tusschen ratten, die op de laatst vermelde wijze waren besmet en die welke gevoed waren met week besmet voedsel.
5