Uit de tabel blijkt dus dat bij 120 willekeurige, gezonde Batavianen gevonden werd:

Agglutinatie 1: 150 bij 9 personen = 7'/2 °/0 1: 100 „ 18 „ = 15 % 1: 50 „ 26 „ =±21'/27o

Uit mijn onderzoek bleek verder, dat een positieve agglutinatie op paratyphus-B-bacillen minder frequent voorkwam dan positieve typhus-agglutinatie en dan steeds een veel zwakkeren titer vertoonde dan de gelijktijdige typhusagglutinatie.

Een gewenschte aanvulling van dit onderzoek ware het nog geweest, indien bij elke positieve bevinding ook de titer van het bloedserutn van den onderzochten persoon tegenover zijn eigen coli-bacillen bepaald was geworden. Het zou toch denkbaar zijn, dat de onderzochten eens een coli-iinfectie doormaakten en als gevolg daarvan nog een serum bezaten, dat colibacillen en in mindere mate ook typhusbacillen vermocht te agglutineeren. De tijd ontbrak mij daartoe.

In elk geval blijkt uit deze waarnemingen, dat een vrij groot percentage gezonde Inlanders uit Batavia een positieve reactie van Widal vertoont, die niet mag worden toegeschreven aan een gelijktijdige paratyphusagglutinatie van hoogeren titer, en lijkt mij de conclusie niet gewaagd, dat onder de Inlanders te Batavia typhus een veel voorkomende ziekte is.

Onrust, 11 Januari 1912.

3