Deze laatste groep zou dus bestaan uit kippen welke onder de gunstigste omstandigheden werden geplaatst.
Serie A. Drie hanen werden van den len Februari 1910 tot den daarop volgenden 30en Mei met gabba gevoed, dus gedurende ruim drie en een halve maand.
Bij het einde der proef (zie protocol No. 10, 11 en 12) waren alle hanen nog gezond, en was het lichaamsgewicht in dien tijd toegenomen met respectievelijk 200, 350 en 350 gram.
Serie B. Drie hanen kregen afgewerkte, ongekookte witte rijst.
De eerste (Ptc. No. 1) nam van 21 Januari tot 12 April toe in gewicht, wel een bewijs, dat het dier zich in dien tijd gezond gevoelde.
De totaal toename bedroeg 100 gram. Daarna werd hij ziek, verloor zijn eetlust, kon moeielijk op de beenen staan, en overleed den 30en d. a. v. na twee honderd gram te zijn afgenomen.
Bij sectie bleek het hart vergroot, zonder pericardiaalvoclit en gaf het onderzoek der zenuwen met osmiumzuur, degeneratie.
De haan bleef dus ongeveer twee en een halve maand gezond en stierf daarna aan polyneuritis.
De tweede haan (Ptc. No. 2) bleef tot het einde der proef gezond. Het lichaamsgewicht nam nu en dan iets toe en af, doch verminderde, tegen het einde der proef tot honderd gram onder het aanvangsgewicht. Wellicht zou dus, bij voortgezette proef, dit dier ook wel polyneuritis hebben gekregen.
De derde haan (Ptc. No. 3) nam toe in gewicht en wel tot einde April, toen het voordeelig verschil geklommen was tot 250 gram. In een paar dagen tijd ging het dier toen onder duidelijke verschijnselen van asphyxie te gronde-
2