de aetiologie dezer ziekte toch te moeten beginnen met na te gaan, of processen buiten het lichaam invloed op het ontstaan der ziekte hebben.

Ik meende dit te eerder te moeten doen, daar zooals bekend (Eijkman, Grijns, Hulshoff Pol) er een groote overeenkomst bestaat tusschen beri-beri en polyneuritis gallinarum en v. Dieren (13) het ontstaan der eerstgenoemde ziekte toeschrijft aan meelvergiftiging.

De gedachtengang bij de proefneming was als volgt.

Wanneer rijst lang bewaard, vochtig geworden, onder invloed van micro-organismen in bederf overgaat en daardoor een zenuwgift ontstaat, moet dit ook gevormd worden, wanneer de rijst opzettelijk, door toevoeging van water, in rotting of verzuring gebracht wordt.

Aan een zeker aantal kippen zou dus verzuurde ongekookte rijst worden gegeven, welke gedurende eenige dagen in water bewaard was.

Daar ook gewone, gekookte rijst, gedurende eenigen tijd bewaard, onder invloed van micro-organismen welke er uit de lucht op vallen, zuur gaat ruiken, zou aan een tweede aantal kippen verzuurde, gekookte rijst worden gegeven.

De mogelijkheid bestaat dat niet de verzuurde rijst een ongunstigen invloed heeft op het organisme, doch wel de in het lichaam gebrachte micro-organismen welke de verzuring te weeg brengen, en met de verzuurde rijst in het lichaam komen.

Aan een derde groep kippen zou dus bij het gewone voedsel een massa verzuringsmicro-organismen worden gegeven. Deze worden verkregen door afgewerkte rauwe rijst in water te laten liggen en een of twee keer daags goed rond te roeren. Na een paar dagen vormt zich dan een dikke laag micro-organismen op het water.

Een vierde groep zou ter controleering gevoed worden met gewone afgewerkte witte rijst, en een vijfde groep met gabba.