uitsluitend met gekookt, dan wel met in een autoclaaf op 120° verwarmd vleescli te voeden.

Deze proeven zijn daarom van zooveel belang, omdat er uit blijkt, dat liet ontstaan der hoenderziekte niet innig gebonden is aan een bepaalde voeding, doch dat toediening van geheel verschillende voedingsstoffen er de oorzaak van kunnen zijn.

Het is te begrijpen, dat deze onderzoekingen in het buitenland de aandacht trokken, en zijn het hoofdzakelijk Holz, (5) en Schaumann (6), die door talrijke proeven die te Weltevreden verkregen resultaten bevestigden.

De laatste, dus Schaumann, welke op grond der door mij verkregen resultaten (7) met Katjang hidjoe bij beri-beri, die later door Kiewiet de Jonge (8) en anderen werden bevestigd, deze boontjes in het Zeemanshuis te Hamburg aan een paar zieken verstrekte, meende uit een groote vermeerdering van phosphaten in de urine, na toediening van genoemd geneesmiddel, tot de slotsom te moeten komen, dat de oorzaak der beri-.beri resp. der polyneuritis lag in een honger aan organische phosphorverbindingen.

Deze opvatting van Schaumann wordt ondersteund door de resultaten verkregen door Ebbink (9) op het laboratorium van Prof. Saltet te Amsterdam, welke verschillende indische voedingsstoffen onderzocht, en speciaal in de Katjang hidjoe een groote hoeveelheid phosphorverbindingen vond.

Ik heb gemeend deze bovenstaande proeven iets uitvoeriger te moeten bespreken, dan voor deze verhandeling wel noodig is, om er op te wijzen, dat het aantal aanhangers venneerdeit, die de oorzaak der hoenderziekte zoeken in een soort van honger van de zenuwen aan bepaalde stoffen, welke ontstaat bij eenzijdige voeding met bv. afgewerkte rijst, waarin die stoffen slechts in geringe hoeheelheid zouden voorkomen.

Door het te kort aan die, voor de zenuwen onontbeerlijke stoffen zou de polyneuritis ontstaan.

Ook de Haan (10, 11) en Grijns (12) sluiten zich