CONCLUSIE.

Trachten we nu de gegevens der verschillende bloedpraeparaten onder één gezichtspunt samen te vatten, zoo kunnen we vaststellen:

le. Dat er eene enkelvoudige infectie aanwezig is van malaria tertiana met verschillende stadia der parasieten. 2e. Dat ook absoluut vast staat eene schizogonie van af de jongste tertiaanschizont in nog betrekkelijk weinig veranderde, ietwat vergroote, gestippelde chromocyten tot rijpe deelingsvormen in gigantocyten en deelingsvornien, die uit deze gedegenereerde chromocyten getreden zijn en buiten deze cellen uiteenvallen, dus eene ongeslachtelijke cyclus.

3e. Eene parthenogenese van macrogameten.

4e. Dat naar den ontwikkelingsgang te beoordeelen, de geeseldragende, vrij in het bloed zwemmende, veel licht blauw protoplasma bevattende parasieten niet anders geduid kunnen worden dan als v r o u w e 1 ij k e, uit macrogameten door atypische deeling (twee- of driedeeling) ontstane tertiaanprotozoën, terwijl daarnaast *microgameten, hoewel spaarzaam, gevonden kunnen worden.

Daarmede is dan de geslachtelijke cyclus in het circuleerend menschelijk bloed niet alleen gegeven, doch hoogst waarschijnlijk, zoodat het geslachtelijk bevruchtingsproces niet, zooals thans nog de algemeen geldende gedachte is,—, uitsluitend behoeft plaats te grijpen in de maag van de vrouwelijke anopheles.

Behalve de parthenogenesis der macrogameten zoude dan thans ook de geslachtelijke cyclus in het circuleerend menschelijk bloed aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de optredende malaria-recidieven.

Ten slotte zij nog opgemerkt dat de opvatting van enkele protozoölogen om de malaria-parasieten te rangschikken onder de binucleaten, waarbij dan de kleine, knopvormige