de gigantocyt, dus geheel vrij in het bloedplasma (fig. 15); evenwel gelukte het mij niet een microgametocyt juist aan te treffen in het stadium, waarin de microgameten worden uitgestooten. Wel meen ik vrije microgameten, doch buitengewoon spaarzaam en na zeer lang en zorgvuldig zoeken gevonden te hebben (fig. 23).
Deze kenmerken zich, in tegenstelling met de geeseldragende vrouwelijke parasieten, door nauwelijks aantoonbaar, zeer licht blauw gekleurd protoplasma, doch veel en buitengewoon grillig geslingerde en verdeelde chromatinemassa, terwijl de vorm in haar geheel zeer dun, sterk geslingerd, draadvormig is.
Kortelijk samengevat heb ik dus een gelukkig oogenblik getroffen waarop het praeparaat rijkelijk voorzien was van malariaparasieten en wel tertiana, met een zeer duidelijk aantoonbaar bewegingsorgaan, welke parasieten gepraeformeerd in het circuleerend kinderbloed aanwezig moesten zijn vóór de afname van dat bloed, daar tusschen de aftapping en het luchtdrogen van de praeparaten slechts enkele seconden verliepen.
Naast deze geeseldragende, vrouwlijke tertiaanparasieten zijn in het zelfde praeparaat uit de gigantocyten uitgetreden geeseldragende en geesellooze macrogameten te vinden, verder ingesloten en vrije microgametocyten en naar mijne meening ook microgameten; vervolgens in de 24 uur later gemaakte uitstrijken zeer fraaie deelingsvormen in gigantocyten (fig. 26 en 27), ja zelfs uit deze reuzen-chromocyten uittredende (fig. 28) en uitgetreden deelingsvormen, die juist uit elkaar vallen.
Ten slotte vermeld ik nog eene fraaie sikkelkiemvormige jonge, vrije tertiaanparasiet (fig. 16) en een indringende, geeseldragende parasiet in eene roode bloedcel (fig. 29), welke laatste reeds zeer duidelijk de tertiaanstippeling gaat dragen en rechts de beginnende vacuole vertoont als kenteeken tot overgang naar een gigantocyt.