Wat vooral bijzonder merkwaardig is, is liet feit dat men in de opeenvolgende bloedpraeparaten vrij wel alle stadia van ontwikkeling dezer van een bewegingsorgaan voorziene tertiaanparasieten van af liet begin der deeling van de moederparasiet i n de gigantocyt kan vervolgen tot de volmaakte scheiding der twee of meer jonge, geeseldragende docliterparasieten en verder hun gedeeltelijk of reeds geheele uittreden uit de gigantocyten, zoodat ze bij massa 's vrij zwemmend tusschen de chromocyten te vinden zijn (fig. 3, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 enz).
In de allereerste praeparaten, onmiddellijk na de opname gemaakt, waren deze vrije, geeseldragenden parasieten spaarzaam aanwezig, in later vervaardigde vrij veel, om één dag later weer zeer belangrijk te verminderen.
Op den voorgrond treedt vooral de twee-, in zeldzamer gevallen de driedeeling; in andere gevallen deelt de parasiet zich in de gigantocyt niet (fig. 5) of verlaat ongedeeld haar roode bloedcel (fig. 21 en 22), terwijl weer in andere gevallen de tweedeeling buiten de gigantocyt plaats grijpt (fig. 13 en 14).
Wanneer men dit deelingsproces in zijne verschillende opeenvolgende stadia nauwkeurig vergelijkt, dan krijgt men zeer overtuigend den indruk dat de moederparasiet eene macrogameet is, zoodat de docliterparasieten dus jonge, vrouwelijke, geeseldragende tertiaanprotozoën zijn, die zich door het bezit van hun bewegingsorgaan vrij in het bloedplasma kunnen voortbewegen. Enkele dier macrogameten deelen zich in de gigantocyt «niet, komen zonder geesel (fig. 22) in de bloedbaan vrij öf met één geesel (fig. 15 en 21) öf met twee (fig. 12) öf deelen zich spoedig in tweeën (fig. 13 en 14).
Gaat men nu na of een dergelijk deelingsproces ook aan te toonen is bij de microgameten, dan kan men deze laatste wel vinden, hetzij in de gigantocyten (fig. 24) alleen of met een macrogameet naast zich (fig. 25), dan wel buiten