roode bloedcellen, die onder den invloed van niet juist bekende oorzaken reusachtig — meestal hydropisch — kunnen opzwellen, daarbij belangrijk aan haemoglobinegehalte afnemen, meestal centraal of excentrisch —optisch wellicht schijnbaar— holtevorming vertoonen en eindelijk geheel of gedeeltelijk uit elkaar vallen, waarbij het sikkelvormig deel nog lang zichtbaar blijft. Deze groote cellen moeten opgevat worden als degeneratievormen; ze zijn niet specifiek voor malariabloed, doch kunnen - zooals ik herhaaldelijk heb kunnen vinden—, ook aangetoond worden in het algemeen bij verschillende anaemieën, doch zeer zeker veelvuldig bij die der malaria.
Nicolle en Manceaux •) leggen niet zooals hunne andere Fransche collega 's den nadruk op het uitstrijken van het bloedpraeparaat, maar laten het degeneratieproces ook een woordje medespreken. Schilling-Torgau heeft ze in niet uitgestreken praeparaten zoowel bij vitale kleuring als in donkerveldverlichting bij verwarmde werktafel spontaan kunnen zien ontwikkelen. Hij krijgt daarom den indruk te doen te hebben met eene hydropische zwelling in eene gedegenereerde bloedcel.
Volgens citaat van Schillinq-Torqau hebben Stephens en Cristophers reeds parasieten in gigantocyten gevonden Brumpt nimmer. Billet zag ze met Schüffner'sche stippeling. M. Maijer «) beschreef ze met stippeling en parasieten er in bij apenmalaria; volgens hem zouden de parasieten als 't ware in de doorzichtige holte vrij zwemmen.
Schilling-Torgau vond gigantocyten bij menschelijke malaria tertiana, zeldzamer bij tropica en geeft daarvan ook ee'1'ge afbeeldingen in zijne boven aangehaalde korte ver-
Dr. V. Schilling-Torgau: Specifische' Gigantocyten (corps 19! 'rn^alada- Archiv für Schiffs- u"d 12" ^dberigo^alariaParasite" "ei Affen. Archiv für Protistenkunde