„artsen zou kunnen worden uitgeoefend, zoo is het naar hare „meening niet mogelijk daarop een categorisch antwoord „te geven. De in Europa opgedane ervaring leert namelijk, „dat de werkwijze in verschillende plaatsen zeer uiteenloopt, „omdat met tal van factoren van localen aard rekening moet „worden gehouden. Waar dit reeds in Europa het geval „is, daar zal dit in Indië, waar de levensomstandigheden „nog sterker divergeeren, in zeker niet mindere mate gelden. „De eenige juiste weg zou—aangenomen dat de Regeering „genegen werd bevonden tot het aanstellen van beroeps„schoolartsen,— naar het oordeel der Vereeniging deze zijn, „dat aan deze ambtenaren aanvankelijk de grootst mogelijke „vrijheid werd gelaten en dat eerst later, wanneer de prakrijk het noodige heeft geleerd, in algemeene trekken een „op de opgedane ondervinding gebaseerde werkwijze werd „aangewezen.
„Eindelijk vestigen wij er de aandacht op, dat het overweging verdient, deze aangelegenheid aan te bevelen aan „den bij de reorganisatie van den Civiel geneeskundigen „Dienst nieuw benoemden Hoofdinspecteur en hem te verdoeken, deze zaak in studie te willen doen nemen, opdat „t. g. t. in den bedoelden zin gemotiveerde voorstellen aan „de Regeering kunnen worden gedaan."
De vergadering vereenigde zich met deze conclusie, waarna het antwoord der Vereeniging ter kennis werd gebracht van het Hoofdbestuur van het Nederlandsch-Indisch Onderwijzersgenootschap.
In de vergadering van de maand Augustus werd mededeeling gedaan van eene missive dd. 29 Mei 1911 N°. 13819/165 ontvangen van het Hoofdbestuur der Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der geneeskunst. In deze missive betoogt genoemd Hoofdbestuur de wenschelijkheid van samenwerking tusschen de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der geneeskunst, onze Vereeniging en den Bond van geneesheeren in Nederl. Indië. Aan