de Regeering stappen te doen, opdat ook in deze koloniën het Instituut van schoolartsen ingevoerd zou worden. De Heeren Dr. S. Monnikendam, Dr. G. W Kiewiet de Jonge en J. van Heel werden uitgenoodigd over deze vraag van het Nederl. Indisch Onderwijzersgenootschap een prae-advies te willen uitbrengen.
„De Commissie stelde een antwoord samen, waarvan „de conclusie luidde als volgt: Onze Vereeniging is „bij de bespreking van de inrichting van een instituut „voor schoolartsen in Indië tot de conclusie gekomen, „dat daarvan alleen heil is te verwachten als men overgaat „tot de benoeming van beroepschoolartsen, die zich „geheel kunnen wijden aan de hygiëne van het schoolkind. „De Vereeniging houdt het voor zeker, dat het doel zou „worden gemist, als men medici, die reeds een andere betrekking vervullen of die particuliere practijk uitoefenen, „tevens zou gaan belasten met de betrekking van schoolarts.
„De Vereeniging is er evenwel lang niet zeker van, dat „de hygiënsche „kondities, waarin het Indise schoolkind „verkeert, stellig minder gunstig zijn dan die voor het „Europese schoolkind" ')• Zij gelooft zelfs ernstige medische „gronden te kunnen aanvoeren, die daaraan doen twijfelen. „De wenschelijkheid der aanstelling van beroepschoolartsen „volledig erkennend, vermeent zij dan ook, dat het zeer „moeielijk, zoo niet onmogelijk zal zijn, te bewijzen, dat „deze maatregel bepaald urgent is, zoodat zij, rekening „houdend met den bekenden minder gunstigen toestand van ,,'s Lands financiën en met de zeer besliste neiging der „Regeering tot een zoo zuinig mogelijk beheer, het tijdstip „ niet gunstig acht om bij het bestuur op de aanstelling „van dergelijke ambtenaren aan te dringen.
„Wat ten slotte de vraag betreft, op welke wijze onze „Vereeniging zich voorstelt, dat het toezicht door school-
Dit was de meening van het Nederl. Indisch Onderwijzersgenootschap.