Observ. 12.
W. Europeaan 29 jaar, medicus. In de familie komt hereditair ruggemergslijden voor. Pat. is niet gebeten, doch prophylactisch behandeld wegens zijn werkzaamheden aan het Instituut Pasteur. 7 Juli 1911 begin antirab. behandeling, gedurende welke een sterke locale reactie optrad: pijnlijke infiltraten op plaatsen van injectie; gezwollen liesklieren, matige koorts. 23 Juli, d. i. 4 dagen na het einde der behandeling. begint een algemeene malaise, gepaard met koorts en moeilijke urineloozing, die in een paar dagen verergert tot een complete retentio (kramp van den sphincter vesicae). Obstipatie. Anaesthesie van den voetrug beiderzijds. Parese der beenen, stijgende tot vrij wel absolute paralyse met verhoogde reflexen, (voetclonus, patellairreflex). Sterke hyperaesthesie van buik, borst, rug en armen, met schietende pijnen in de armen. Geringe nekstijfheid, sterke slapeloosheid.
Na een week neemt de urineretentie af. die eenige dagen later geheel verdwenen is. De urine is sterk troebel door oxalaten en pus. De pusafscheiding is volgens behandelend medicus een gevolg van een traumatische urethritis post. (pat. heeft nooit een gonorrhoea gehad) met geringe blaasprikkeling. Na eenige weken is de pus weer vrij wel uit de urine verdwenen.
Van af 8 Augustus ongeveer wordt de spastische paralyse der beenen langzaam minder en gaat de hyperaesthesie van buik, borst en armen terug. Eind Augustus is patiënt, op enkele geringe klachten na, weer genezen.
STAAT.