uitdijen. Als inhoud vindt men dan daarin een massa, bestaande uit dunne laagjes van concentrisch gerangschikte verhoornde epitheelcellen. De wand dezer cysten bestaat aanvankelijk uit meerdere lagen van goed kleurbare epitheelcellen, waarvan de binnenste, nl. de meest centraal gelegene, eleïdine-korrels bevatten. Bij het in omvang toenemen der haarzakcysten worden de kleurbare wandcellen platter en neemt de dikte der laag af.

Voorts vindt men in het corium kleincellige infiltraten, die in abscessen overgaan. In het centrum van zulke infiltraten liggen de leucocyten afzonderlijk of in onregelmatige groepen verder uit elkander. In de open ruimten tusschen deze cellen is geen weefsel meer te bespeuren. De leucocyten hebben hier als etterlichamen in vocht rondgedreven. Van zulke infiltraten of abscessen werd terloops reeds gewag gemaakt, als liggende niet ver van het rete Malpighi. Maar ook in het diepere deel van het corium worden zij aangetroffen, en zijn dan veel grooter.

Gaan wij thans de veranderingen van het oppervlakkige deel der huid na. Ook hier blijken, evenals in het corium, belangrijke afwijkingen te bestaan. Op die plaatsen, waar het epidermisdek nog ongeschonden is, maar de haren toch verloren zijn gegaan, blijkt dit dikker te zijn dan normaal, nu eens opvallend, dan weer iets minder. In hooge mate is dit het geval met de epitheellaag van het rete Malpighi. Ook de papillen hiervan schijnen in aantal toegenomen; zeker is het echter, dat zij breeder zijn geworden, zich sterk vertakken en dieper in het corium dringen.

Aan de oppervlakte is de epidermislijn zeer bochtig, hetgeen de makroskopisch zichtbare sterke rimpeling van de huid verklaart. Soms ziet men hier en daar de epidermis diep inzinken in het onderliggende epitheel; de zijwallen puilen dan sterk uit en naderen elkander boven de aldus gevormde holte. Die holte is opgevuld met een inhoud, die uit concentrische lagen van verhoornde cellen bestaat. Deze in-