gieën, de milt was belangrijk vergroot, niet week; evenzoo de lever; de longen waren sterk hyperaemisch, geen vocht in buik-of borstholte. Bij mikroskopiscli onderzoek werden in de klieren en in de organen een buitengewoon groot aantal bacteriën gevonden, die wat vorm en kleureigenschappen betreft, met die der pestbacillen overeenkwamen.
Met een stukje van de milt dezer rat werden op den 6en April, volgens de in 1897 door de Oostenrijksche pestcommissie aanbevolen methode, twee caviae geënt, door daarmede de geschoren buikhuid goed in te wrijven. Reeds op den 8en April waren de liesklieren bij de caviae merkbaar vergroot en konden gemakkelijk door de huid heen gevoeld worden. Op den 9en April werd een der caviae door chloroform gedood. Bij de sectie bleek, dat onder de huid van den buik het subcutane bindweefsel de zitplaats was van een uitgebreide sereus-haemorrhagische ontsteking. De linker liesklieren waren belangrijk vergroot, het periglandulaire weefsel haemorrhagisch ontstoken, terwijl haemorrhagisch ontstoken lymphbanen gemakkelijk te vervolgen waren van de linker lies naar de reeds duidelijk vergroote linker okselklieren.
Aan de rechter zijde bestonden dezelfde veranderingen, doch in minder hevigen graad. De buikspieren waren de zitplaats van vele kleine bloeduitstortingen. De milt was matig vergroot; evenzoo de lever. De longen vertoonden geen makroskopisch zichtbare veranderingen. In strijkpraeparaten van de klieren, van het sereus-haemorrhagische exsudaat, van milt en lever werden bacteriën gevonden, die zoowel wat hunne morfologische, als wat hun kleureigenschappen betreft, met pestbacillen overeenkwamen. Opvallend was bij deze cavia, die toch blijkbaar reeds aan een zeer hevige besmetting lijdende was, dat in de strijkpraeparaten, zoowel van de klieren als van de onderzochte organen, niet dat overgroote aantal bacteriën werd aangetroffen, dat mede een der karakteristieke eigenschappen is