de groep der haemorrhagische septichaemieën, die door Liqnières bestempeld is met den naam van Pasteure 11 a, en waartoe de septichaemia haemorrhagica, die hier in onze koloniën veelvuldig onder karbouwen voorkomt, en de eveneens hier geen vreemdeling zijnde kippencholera behooren '). Deze besmettingen kunnen ook overgaan op ratten en muizen en onder hen een sterfte veroorzaken, die voor rattenpest gehouden zou kunnen worden. Kister en Schmidt2) doen mededeeling van een epidemie, die uitbrak onder de fretten, welke in de haven van Hamburg als rattenvangers op de schepen gebruikt worden. Het spreekt van zelf, dat, daar in de organen der gestorven dieren zich bipolair kleurende, Gram-negatieve cocco-bacillen gevonden werden, men onmiddellijk aan pest dacht. Verder onderzoek biacht aan het licht, dat daarvan geen sp'rake was, doch dat de fretten aan septichaemia haemorrhagica overleden waren.

De door Danysz 3) uit doode ratten gekweekte bacterie, die in staat is om onder deze knaagdieren een groote sterfte te doen optreden, en daarom door Danysz in het groot gekweekt werd, om, als „virus de rat", te dienen tot rattenverdelging 4), is eveneens een bacterie, die zich met de gewone kleurmethoden fraai bipolair kleurt, en in de coli— typhus-groep thuis behoort. Zij is volgens de nadere onderzoekingen van E. Klein, dezelfde bacterie als de bacillus enteridis van Gaertner, de microbe der vleeschvergiftiging, in onze tropen een goede bekende, die even-

Om verschillende eigenschappen kan de bacillus pestis ook worden beschouwd als een Pasteurella.

s) Kister und Schmidt. Zur Diagnose der Rattenpest. Zeitschr. für Hygiëne und Infektionskrankh. 1904. No. 36.

danysz. Un microbe pathogène pour les rats. Annales de 1'Institut Pasteur, 1900.

4) Bij proeven, die ik in het Geneeskundig Laboratorium met deze microbe nam, bleek, dat zij haar virulentie te spoedig verliest om als rattenverdelgingsmiddel te kunne;) dienen.