hem die van het ontbreken van een specifieke voedingsstof het meest waarschijnlijk voor.
S. heeft nu in aansluiting aan vroegere onderzoekingen ■een groot aantal eigene verricht, en daardoor de kennis van het verband tusschen voeding en polyneuritis vermeerderd. Zoo vond hij, dat de al of niet aanwezigheid van werkzame enzymen in de voedsels voor het optreden van polyneuritis onverschillig is. Gist bleek hem een zeer goed middel ter bestrijding der ziekte, evenzoo steursperma ■en testiculin.
Eiwitgebrek bleek in geen der drie typen de oorzaak der neuritis te zijn. Evenmin gebrek aan anorganische zouten.
S. behandelt dan zeer uitvoerig de stofwisseling der phosphor. Voor wie zich op dit lastige terrein wil oriënteeren, is dit gedeelte der verhandeling zeer aan te bevelen. Voornamelijk vinden de organische verbindingen derphosphor hier een plaats.
De phosphorverbindingen blijken even noodzakelijk te zijn voor het leven als de stikstofverbindingen. Uit anorganische phosphorverbindingen kan echter het lichaam niet in zijn phosphorbehoefte voorzien.
S. gaat nu na, hoe het met het phosphorgehalte van voedsels gesteld is, die wel en van zulke, die geen polyneuritis veroorzaken, en komt dan tot de conclusie, dat het de organisch gebonden phosphor is, die hierbij de groote rol speelt, daar juist die stoffen, die het sterkst prophylactisch of curatief werken, zich door hun hoog P-gehalte onderscheiden. Het is moeielijk binnen het bestek van een referaat den enormen arbeid, die in dit boek steekt, tot haar recht te laten komen; ik kan hier dan ook niet alle proefnemingen bespreken.
Op grond van eigen proeven kan Schaumann voor sommige P-verbindingen aantoonen, dat zij niet de werkzame zijn. Zoo bleek b.v. phytin, zoowel dat uit den handel, als eigen bereicj, volkomen nutteloos. Met nucleïnen werden ook