brengen. Telkens ziet men, dat, niettegenstaande de onbevredigende resultaten van de voorafgaande proefnemingen door liet aandringen van Groneman en wel meestal uit persoonlijke sympathie voor hem, hetzij van officieele zijde hetzij van den kant van particuliere medici, weder opnieuw proeven met de creolinetherapie werden genomen. Wat was het gevolg? Zoodra bleek, dat de proefnemers het niet eens konden zijn met Groneman, volgde van zijn kant een storm van verwijten, het regende beschuldigingen van vijandigheid, gebrek aan sympathie, onkundigheid enz.
Wat betreft de scherpe persoonlijke aanvallen op Groneman, die kwamen niet van medische zijde, maar van de zijde van kekenbladen. Groneman had die altijd aan zich zelve te wijten, doordat hij zich bij voorkeur tot het leekenpubliek wendde en daardoor besprekingen in leekenbladen uitlokte. Deggeller bevestigt dit volkomen, waar hij zegt „Is het wonder, zeg ik, dat Groneman, voortdurend geprikkeld door hatelijke opmerkingen in.plaatselijke bladen teJogjakarta, in dit rapport iets vijandigs ziet". Mag Groneman die aanvallen van leekenzijde aan zijn collega's wijten en hen van vijandigheid en gebrek aan sympathie beschuldigen, juist waar hun lankmoedigheid voor zijn verdachtmakingen hem het tegendeel moesten bewijzen?
Zooals ik reeds in dit tijdschrift schreef, betreur ik de fout, dat ik mij tot een polemiek in een leekenblad heb laten verleiden. De ongewenschte loop, dien de zaak nam, gaf mij te laat een inzicht in de bezwaren, die daartegen bestaan. Die bezwaren waren van zoo overwegenden aard, dat ik later zelfs op de scherpste aanvallen van Groneman en anderen in leekenbladen geen antwoord meende te moeten geven. Ik heb steeds blijven hopen, dat Groneman ook eindelijk tot een inzicht zou komen van die bezwaren en zich daardoor veel onaangenaams zonder eenig voordeel voor zijn streven, zou besparen.