temperatuur daalde, patiënt voelde zich in de eerstvolgende dagen — waarbij dagelijks het verband verwisseld en de wond uitgespoeld werd — lekkerder, de zwelling verdween, de etter werd binnen 2—3 dagen reukeloos en verdween na ± 3 weken, tot op een heel geringe vochtafscheiding, zoo goed als geheel. Pat., die sedert 14 dagen alleen nog soep en melk had kunnen gebruiken, begon weer beter te slapen, en consistenter voedsel te nemen, al was het gewoonlijk eerst op aandringen van zijn vrouw. Toch bleef pat. een zwaar zieken indruk maken; daarbij hevige hoofdpijnen; hij kon niet langer dan eenige minuten loopen.

De tong bleef beslagen; nu en dan verhoogde temperatuur; de eetlust liet te wenschen over; pat. kon zijn schrijfwerk wegens zwakte niet hervatten; hij moest het grootste gedeelte van den dag te bed of op de lange stoel blijven liggen, vermagerde, tot hij plotseling begin Februari na eenige passen te hebben geloopen in elkaar zakte. Sedert kon hij niet meer loopen. De beenen waren nu sterk paretisch, slap, onzeker bij bewegingen in het bed, verzwakt wat betreft hun ruwe kracht; er zijn geen sensibiliteitsstoornissen, reflexen negatief, verhoogde temperatuur, ± 38°. De hoofdpijnen, die tot nu toe waren blijven aanhouden, verdwenen, pat. voelde zich daarom subjectief beter, had ook nergens anders pijn, ook niet hij percussie van de wervelkolom; klaagde wel over algemeene zwakte.

De incisie-opening had zich intusschen tot een dunne fistel gevormd, bijna geen secreet-afscheiding, necrose nog altijd onveranderd met de sonde te voelen. In den loop der volgende dagen werd pat. gestadig zwakker en zwakker, hulpeloozer tengevolge van de slappe verlammingen, die van beneden naar boven toe langzaam hun voortgang namen, de eetlust werd nog minder, de tong bleef beslagen, de spraak begon slecht gearticuleerd te worden (motorische tongverlamming), de stem werd zacht (vagus) en lieesch; sensorium bleef altijd vrij. Temperatuur van 8—16 Februari 35.6—38.1°.

35