De waarde van de gistingsproef bij 46°, als hulpmiddel bij het wateronderzoek,

door

Prof. Dr. C. EIJKMAN.

In den Feestbundel, uitgegeven bij het verschijnen van het 50e deel van het Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, komt een verhandeling voor van Dr. F. H. Hehewerth over bovengenoemd onderwerp, welke mij tot een repliek noopt.

De schrijver komt tot het volgende besluit: „dat, wanneer bij een wateronderzoek de gistingsproef bij 46° negatief uitvalt, daaruit een conclusie omtrent het al of niet voorkomen voor bacterium coli strictu sensu in het onderzochte watermonster niet mag getrokken worden".

Het is duidelijk, dat deze conclusie, door haar negatief karakter, niet ten volle beantwoordt aan hetgeen de titel der verhandeling belooft. De waarde eener onderzoekingsmethode toch, moet in de eerste plaats gezocht worden in de betrouwbaarheid der positieve uitkomsten. Een negatief resultaat, niemand kan zulks beter weten dan wij medici, is altijd een wrakke grondslag om een diagnose op te bouwen. Als, bij verdenking op longtuberculose b. v., het onderzoek der sputa een negatief resultaat geeft, zal men niet aanstonds het bestaan der genoemde ziekte uitsluiten, maar zekerheidshalve het onderzoek herhalen en tot een methode zijn toevlucht nemen, die toelaat een groote hoe^ veelheid onderzoekingsmateriaal te verwerken.

Bacteriologie is nu eenmaal geen wiskunde. Terecht