Sterkte der bevolking. Volgens de laatst gehouden volkstelling in 1906: in de onderafdeeling Medan: Europeanen 1196, Chineezen 6397, Inlanders 830 en Vreemde Oosterlingen 7792 en voor het geheele gewest: Europeanen 2667, Chineezen 99236, Inlanders 91188 en Vreemde Oosterlingen 15573. Sinds 1906 is geen volkstelling gehouden.
De vraagstukken: afvoer van faecaliën en verwijdering van straat- en ervenvuil zijn nog altijd niet afdoende geregeld. Over het algemeen kan de gezondheidstoestand zeer goed worden genoemd.
Typhus komt sporadisch voor, meestal geïmporteerd door lieden, buiten Medan woonachtig.
Malaria wordt hier weinig gezien en dan ook van elders geïmporteerd.
Diphtheritis kwam niet voor.
Pokken duiken telkenmale op, zoo al niet te Medan, dan wel in de onderafdelingen van dit gewest, doch nergens hebben zij het karakter van een epidemie aangenomen.
Cholera kwam zeer weinig voor en heeft zich steeds tot 1 a 3 gevallen bepaald, wanneer zij opnieuw uitbrak. Telkenmale kon worden aangetoond, dat zij geimporteerd was door van Batavia komende booten.
Pest kwam niet voor.
Beri-beri komt nog al eens voor in de Inlandsche gevangenis alhier, overigens in het gewest zeer weinig.
Syphilis en venerische aandoeningen behooren almede tot de vaak voorkomende ziekten, vooral bij Chineezen, die zich gewoonlijk eerst aanmelden, wanneer zij in deplorabelen toestand verkeeren. Voorts ingewandsziekten, waaronder veelal gewone enteritis, gevolgen van slecht dieet, terwijl ook enkele gevallen van bacillaire dysenterie zich voordeden, bijna zonder uitzondering genezen door antidysenterie-serum.
Van huidziekten trof men aan: scabies, framboesia en verbazend veel beenulcera — die gewoonlijk snel genezen