zendingsliospitaal te Pea radja werden 114 dysenterielijders (70 in de mannen- en 44 in de vrouwenziekenzaal) opgenomen; in de dysenteriebarak te Boetar (Toba-hoogvlakte) sedert de opening in Augustus jl. 96 patienten, waarvan 20 overleden. De dysenteriebarak in Hoeta Matiti (Dolok Sanggoel) werd eerst in November jl. geopend; maar daarin is nog geen patiënt opgenomen geworden, omdat na dien tijd in die streek geene gevallen van dysenterie meer voorkwamen. De medicijnen enz. voor de barak in Pangariboean werden eerst midden December opgevraagd en daarheen verzonden. Van de oprichting van eene dysenteriebarak in Sipaboetar kon voorloopig afgezien worden.

In het leprozengesticht te Hoeta Salem waren op 1 Januari 1909 aanwezig 206 patienten; 52 werden in 1909 opgenomen; 24 zijn overleden, zoodat op 1 Januari 1910 nog 234 patienten in verpleging waren (154 mannen en 80 vrouwen).

De venerische ziekten nemen onder de Bataks hoe langer hoe meer toe. In het hospitaal te Pea radja werden wegens die ziekte in het laatste jaar 8 patienten opgenomen (7 mannen en 1 vrouw; de vrouw van een dier patienten in de mannenziekenzaal) en wel 5 gevallen van gonorrhoe, 1 geval van ulcus molle, en 2 gevallen van syphilis in het secundaire stadium.

De sterkte der bevolking bedroeg: Europeanen 228, Chineezen 72, andere Vreemde Oosterlingen 7, Bataks ± 336000.

Een ziekengesticht bestaat niet te Taroetoeng; de zwaarzieken uit de gevangenissen werden in het hospitaal te Pea radja behandeld.

Kota-Bahroe. De algemeene gezondheidstoestand der bevolking mag- vrij gunstig genoemd worden. Epidemieën of endemieën deden zich niet voor. Wel dreigde de cholera van uit Djambi in het laatst van 1909 de Batang-Haridistricten binnen te komen en waren, met het oog hierop, aan de toegangswegen op de grenzen enkele observatie-

20